Nauwkeurigheidscontrole

Controleer regelmatig de nauwkeurigheid van de hellingmeting en van de afstandmeting.

Nauwkeurigheidscontrole en kalibrering van de hellingmeting

  1. Leg daarvoor het meetgereedschap op een tafel en meet de helling.
  1. Draai het meetgereedschap 180° en meet opnieuw de helling.
  • Het verschil van de weergegeven waarde mag max. 0,3° bedragen.

Bij grotere afwijkingen moet u het meetgereedschap opnieuw kalibreren.

  1. Houd de toets (7)  ingedrukt om in het menu Basisinstellingen te komen.
  1. Kies  en bevestig de keuze met de toets (7) .
  1. Volg de instructies op het display.
Na sterke temperatuurveranderingen en na stoten wordt aangeraden een nauwkeurigheidscontrole en eventueel een kalibrering van het meetgereedschap uit te voeren. Na een temperatuurverandering moet het meetgereedschap zich een tijdje aan de temperatuur aanpassen, voordat een kalibrering plaatsvindt.

Nauwkeurigheidscontrole van de afstandsmeting

Voor de nauwkeurigheidscontrole moet de meting onder gunstige omstandigheden worden uitgevoerd, d.w.z. dat het meettraject binnenshuis moet liggen en dat het doelvlak van de meting glad en goed reflecterend moet zijn.

  1. Kies een meetafstand met een lengte van ca. 3 tot 10 m waarvan u de lengte precies kent (bijv. kamerbreedte, deuropening).
  1. Meet het traject 10 keer na elkaar.
  • De afwijking van de afzonderlijke metingen van de gemiddelde waarde mag maximaal ±4 mm op het gehele meettraject bedragen. Noteer de metingen om op een later tijdstip de nauwkeurigheid te kunnen vergelijken.