Meetfuncties
Meetfuncties kiezen/wijzigen
In het functiemenu vindt u de volgende functies
- Lengtemeting
- Continumeting
- Oppervlaktemeting
- Volumemeting
- Indirecte afstandsmeting
- Indirecte hoogtemeting
- Dubbele indirecte hoogtemeting
- Indirecte lengtemeting
- Muuroppervlaktemeting
- Uitzetfunctie
- Hellingmeting/digitale waterpas
- Geheugenfunctie
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de gewenste meetfunctie met de toets (3)
of toets (8)
.
- Om de keuze te bevestigen, drukt u op de toets (7)
of de toets (2)
.
Lengtemeting
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de lengtemeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Druk kort op de toets (2)
om de laser in te schakelen.
- Druk op de toets (2)
om de meting te activeren.
- De meetwaarde verschijnt onderaan op het display.
- Herhaal de hierboven genoemde stappen voor elke verdere meting.
- De laatste meetwaarde staat onderaan op het display, de voorlaatste meetwaarde erboven enz.
Continumeting
Bij de continumeting wordt de meetwaarde voortdurend geactualiseerd. U kunt zich bv. van een muur tot op de gewenste afstand verwijderen, de actuele afstand kan altijd worden afgelezen.
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de continumeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Druk kort op de toets (2)
om de laser in te schakelen.
- Beweeg het meetgereedschap zo lang tot de gewenste afstand onderaan op het display verschijnt.
- U kunt de continumeting onderbreken door kort op de toets (2)
te drukken.
- De actuele meetwaarde verschijnt onderaan op het display. De maximale en de minimale meetwaarde staan daarboven.
Oppervlaktemeting
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de oppervlaktemeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Druk kort op de toets (2)
om de laser in te schakelen.
- Druk op de toets (2)
om de eerste meting te activeren, bijv. de lengte van een vertrek.
- Druk op de toets (2)
om de tweede meting te activeren, bijv. de breedte van een vertrek.
- Na het afsluiten van de tweede meting wordt de oppervlakte automatisch berekend en weergegeven. Het eindresultaat staat onderaan op het display, de afzonderlijke meetwaarden erboven.
Volumemeting
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de volumemeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Druk kort op de toets (2)
om de laser in te schakelen.
- Druk op de toets (2)
om de eerste meting te activeren, bijv. de lengte van een vertrek.
- Druk op de toets (2)
om de tweede meting te activeren, bijv. de breedte van een vertrek.
- Druk op de toets (2)
om de derde meting te activeren, bijv. de hoogte van een vertrek.
- Na het voltooien van de derde meting wordt het volume automatisch berekend en weergegeven. Het eindresultaat staat onderaan op het display, de afzonderlijke meetwaarden erboven.
Indirecte afstandsmeting
De indirecte afstandsmeting dient voor het bepalen van afstanden die niet rechtstreeks kunnen worden gemeten, omdat een obstakel de laserstraal belemmert of omdat er geen doelvlak als reflector beschikbaar is. Deze meetmethode kan alleen in verticale richting worden toegepast. Elke afwijking in horizontale richting leidt tot meetfouten.
De indirecte afstandsmeting is altijd onnauwkeuriger dan de directe afstandsmeting. Meetfouten kunnen afhankelijk van de toepassing groter zijn dan bij de directe afstandsmeting. Voor de verbetering van de meetnauwkeurigheid raden we het gebruik van een statief (accessoire) aan.
Tussen de afzonderlijke metingen blijft de laserstraal ingeschakeld.
Voor de indirecte afstandsmeting staan drie meetfuncties ter beschikking waarmee telkens verschillende afstanden kunnen worden bepaald:
- indirecte hoogtemeting
- dubbele indirecte hoogtemeting
- indirecte lengtemeting
Indirecte hoogtemeting

Met de indirecte hoogtemeting kunt u de afstand AB bepalen door de afstand 1 te meten. Het meetgereedschap berekent de gezochte hoogte AB uit de hoek en de afstand 1.
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies indirecte afstandsmeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Kies indirecte hoogtemeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Druk kort op de toets (2)
om de laser in te schakelen.
- Plaats het meetgereedschap op de hoogte van het onderste meetpunt B.
- Kantel het meetgereedschap zodanig dat de laser op het bovenste meetpunt A is gericht.
- Druk op de toets (2)
om de meting te activeren.

Na het afsluiten van de meting wordt de hoogte automatisch berekend en verschijnt onderaan op het display. De meetwaarden voor de afstand 1 en de hoek staan erboven.
Dubbele indirecte hoogtemeting

Met de dubbele indirecte hoogtemeting kunt u de afstand AB bepalen door de afstanden 1 en 2 te meten. Het meetgereedschap berekent de gezochte hoogte AB uit de hoek en de afstanden 1 en 2.
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies indirecte afstandsmeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Kies dubbele indirecte hoogtemeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Druk kort op de toets (2)
om de laser in te schakelen.
- Kantel het meetgereedschap zodanig dat de laser op het bovenste meetpunt A is gericht.
- Druk op de toets (2)
om de eerste meting te activeren.
- Kantel het meetgereedschap zodanig dat de laser op het onderste meetpunt B is gericht. Verander daarbij de positie van het meetgereedschap niet.
- Druk op de toets (2)
om de tweede meting te activeren.

Na het afsluiten van de meting wordt de hoogte automatisch berekend en verschijnt onderaan op het display. De meetwaarden voor de afstanden 1 en 2 en de hoek staan erboven.
Indirecte lengtemeting

Met de indirecte lengtemeting kunt u de afstand AB bepalen door de afstand 1 te meten. Het meetgereedschap berekent de gezochte lengte AB uit de hoek en de afstand 1.
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies indirecte afstandsmeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Kies indirecte lengtemeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Plaats het meetgereedschap op het beginpunt A van de gezochte afstand AB.
- Kantel het meetgereedschap zodanig dat de laser op het vlak is gericht waar zich ook het eindpunt B bevindt.
- Druk op de toets (2)
om de meting te activeren.

Na afsluiting van de meting verschijnt het resultaat voor de gezochte afstand AB onderaan op het display. De meetwaarden voor de afstand 1 en de hoek staan erboven.
Muuroppervlaktemeting

De muuroppervlaktemeting dient voor het bepalen van de som van meerdere afzonderlijke vlakken met een gemeenschappelijke hoogte. Voorwaarde voor een correcte berekening van de oppervlakte is dat de eerste gemeten lengte (in het voorbeeld de ruimtehoogte H) voor alle deelvlakken hetzelfde is. In het weergegeven voorbeeld moet de totale oppervlakte van meerdere muren worden bepaald die dezelfde ruimtehoogte H, maar verschillende lengtes L hebben.
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de muuroppervlaktemeting
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Meet de ruimtehoogte H net als bij een lengtemeting.
- De meetwaarde verschijnt in de bovenste meetwaarderegel. De laser blijft ingeschakeld.
- Meet daarna de lengte L1 van de eerste muur.
- De oppervlakte wordt automatisch berekend en verschijnt onderaan op het display. De laatste lengtemeetwaarde staat in de onderste meetwaarderegel (d). De laser blijft ingeschakeld.
- Meet nu de lengte L2 van de tweede muur.

De in de meetwaarderegel (d) weergegeven afzonderlijke meetwaarde wordt bij de lengte L1 opgeteld. De som van de beide lengtes (weergegeven in de middelste meetwaarderegel (d)) wordt vermenigvuldigd met de opgeslagen hoogte H. De totale oppervlaktewaarde verschijnt in de resultaatregel (e) onderaan op het display.
U kunt willekeurig veel verdere lengtes LX meten die automatisch opgeteld en met de hoogte H vermenigvuldigd worden.
Uitzetfunctie

De uitzetfunctie meet herhalend een gedefinieerde lengte (afstand). Deze lengtes kunnen naar een oppervlak worden overgebracht om het bijv. mogelijk te maken materiaal in even lange stukken te snijden of staanderwanden in de droge montagebouw op te richten. De instelbare minimale lengte bedraagt 0,1 m, de maximale lengte bedraagt 50 m.
- Denk eraan dat in de uitzetfunctie de afstand tot de markering op het display wordt weergegeven. De referentie is niet de rand van het meetgereedschap.

- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de uitzetfunctie
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- Stel de gewenste lengte in.
- Kies hiervoor met de toets (7)
het betreffende cijfer/punt en verander de waarde met de toets (3)
of de toets (8)
.
- Druk op de toets (2)
om de uitzetfunctie te starten en loop langzaam van het startpunt weg.
- Het meetgereedschap meet continu de afstand tot het startpunt. Daarbij worden de gedefinieerde lengte en de actuele meetwaarde weergegeven. De onderste of bovenste pijl geeft de kleinste afstand tot de volgende of vorige markering aan.
- U kunt ook een gemeten waarde als gedefinieerde lengte vastleggen door op de toets (4)
te drukken.

De linker factor geeft aan hoe vaak de gedefinieerde lengte al werd bereikt. De groene pijlen aan de zijkant op het display geven het bereiken van een lengte voor markeringsdoeleinden aan.

Rode pijlen en een rode tekst geven de werkelijke waarde aan wanneer de referentiewaarde buiten het display ligt.
Hellingmeting/digitale waterpas
De digitale waterpas dient ter controle van de uitlijning van een oppervlak. De hellingmeting dient voor het meten van een stijging of helling (bijv. van trappen, leuningen, bij het inpassen van meubels, bij het plaatsen van buizen enz.). Het meetgereedschap schakelt automatisch tussen de twee functies om, wanneer u de positie van het meetgereedschap verandert.
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de hellingmeting/digitale waterpas
/
en bevestig de keuze met de toets (7)
.

- Om de digitale waterpas te gebruiken, legt u het meetgereedschap met de achterkant op het te meten oppervlak.
Wanneer de helling 3° overschrijdt, brandt het bolletje op het display rood.

- Om de hellingmeting te gebruiken, legt u het meetgereedschap met een zijvlak op het object waarvan u de helling wilt meten.
U kunt de meetwaarde opslaan door op de toets (2) te drukken.
Geheugenfunctie
De waarde of het eindresultaat van elke afgesloten meting wordt automatisch opgeslagen. De laatste 30 waarden (meetwaarden of eindresultaten) worden opgeslagen. Als het geheugen vol is, wordt de oudste waarde gewist. De oudste waarde bevindt zich op positie 1 in het geheugen, de nieuwste waarde op positie 30 (bij 30 beschikbare geheugenwaarden).
- Druk op de toets (7)
om het menu Functies te openen.
- Kies de geheugenfunctie
en bevestig de keuze met de toets (7)
.
- De laatste waarde wordt weergegeven.
- Druk op de toets (3)
of de toets (8)
om door de opgeslagen waarden te bladeren.

Bovenaan op het display verschijnt het nummer van de geheugenwaarde en links het symbool van de bijbehorende meetfunctie. Als er geen waarde in het geheugen beschikbaar is, dan verschijnt onderaan op het display „0.000“ en bovenaan „0“.
Geheugen wissen
- Om de weergegeven waarde te wissen, drukt u op de toets (5)
.
- Om alle opgeslagen waarden te wissen, drukt u tegelijkertijd op de toets (4)
en de toets (5)
.