Accu/batterij

Het meetgereedschap kan met in de handel verkrijgbare batterijen of met een Bosch lithiumionaccu worden gebruikt.

Gebruik geen gangbare accu's (bijv. nikkel-metaalhydride).

  • Gebruik alleen de in de technische gegevens vermelde oplaadapparaten. Alleen deze oplaadapparaten zijn afgestemd op de Li-Ion-accu die bij uw meetgereedschap moet worden gebruikt.
Lithium-Ion-accu's worden vanwege internationale transportvoorschriften gedeeltelijk geladen geleverd. Om de volledige capaciteit van de accu te verkrijgen, laadt u vóór het eerste gebruik de accu volledig op.

Accu-oplaadaanduiding op de accu

Als de accu uit het meetgereedschap wordt genomen, kan de laadtoestand door de groene LED's van de oplaadaanduiding op de accu worden aangegeven.

Druk op de toets voor de oplaadaanduiding of om de laadtoestand aan te geven.

Als er na het drukken op de toets voor de oplaadaanduiding geen LED brandt, dan is de accu defect en moet vervangen worden.

Niet elk accutype beschikt over een oplaadaanduiding.

Accutype GBA 18V...

LED

Capaciteit

Permanent licht 3 × groen

60–100 %

Permanent licht 2 × groen

30–60 %

Permanent licht 1 × groen

5–30 %

Knipperlicht 1 × groen

0–5 %

 

Accutype ProCORE18V...

LED

Capaciteit

Permanent licht 5 × groen

80–100 %

Permanent licht 4 × groen

60–80 %

Permanent licht 3 × groen

40–60 %

Permanent licht 2 × groen

20–40 %

Permanent licht 1 × groen

5–20 %

Knipperlicht 1 × groen

0–5 %

Aanwijzingen voor de optimale omgang met de accu

Bescherm de accu tegen vocht en water.

Bewaar de accu alleen bij een temperatuur tussen –20 °C en 50 °C. Laat de accu bijvoorbeeld in de zomer niet in de auto liggen.

Reinig de ventilatieopeningen van de accu af en toe met een zachte, schone en droge doek.

Een duidelijk kortere gebruiksduur na het opladen duidt erop dat de accu versleten is en moet worden vervangen.

Neem de aanwijzingen met betrekking tot afvalverwijdering in acht.

Voor het gebruik van het meetgereedschap wordt het gebruik van alkali-mangaanbatterijen aanbevolen.

Plaats de batterijen in de batterijadapter (22).

Let er hierbij op dat de polen juist worden geplaatst volgens de afbeelding op de batterijadapter.
Vervang altijd alle batterijen tegelijk. Gebruik alleen batterijen van één fabrikant en met dezelfde capaciteit.
  • Haal de batterijen uit het meetgereedschap, wanneer u dit langere tijd niet gebruikt. De batterijen kunnen bij een langere opslagduur in het meetgereedschap gaan corroderen.
De batterijadapter is uitsluitend bestemd voor gebruik in daarvoor bestemde Bosch meetgereedschappen.

  1. Schuif de vergrendeling (2) van het batterijvakdeksel in stand en klap het batterijvakdeksel (1) open.
  2. Druk op de ontgrendelingsknop (23) en trek de accu (24) of de batterijadapter (22) uit het batterijvak. Gebruik daarbij geen geweld.
  3. Schuif ofwel een geladen accu (24) of de batterijadapter (22) met geplaatste batterijen zo ver in het batterijvak dat deze merkbaar vastklikt.
  4. Sluit het batterijvakdeksel (1) en schuif de vergrendeling (2) in stand .

De oplaadaanduiding (e) op het display geeft de laadtoestand van de accu of batterijen aan:

Aanduiding

Capaciteit

60–100 %

30–60 %

5–30 %

0–5 %

Als de accu of batterijen leeg zijn, verschijnt gedurende enkele seconden een waarschuwingsmelding en de statusaanduiding (12) knippert rood in een snel ritme. Daarna wordt het meetgereedschap uitgeschakeld.