Instellingen

U kunt vastleggen met welke nauwkeurigheid de positie van de laserstraal op het ontvangstveld (1) als „in het midden“ wordt weergegeven.

De actuele instelling van de aanduiding middenlijn is op de aanduiding ontvangstnauwkeurigheid (c) te zien.

  1. Om de ontvangstnauwkeurigheid te wijzigen, drukt u zo vaak op de toets tot de gewenste instelling op het display verschijnt.

Telkens bij het drukken op de toets  verschijnt gedurende korte tijd de betreffende waarde van de ontvangstnauwkeurigheid in de tekstaanduiding (e).

De instelling van de ontvangstnauwkeurigheid wordt bij het uitschakelen opgeslagen.

De positie van de laserstraal op het ontvangstveld (1) kan door een geluidssignaal aangegeven worden.

U kunt het volume wijzigen of het geluidssignaal uitschakelen.

  1. Druk voor het wijzigen of uitschakelen van het geluidssignaal zo vaak op de toets tot het gewenste volume op het display verschijnt.

Bij een laag volume verschijnt de aanduiding geluidssignaal (g) op het display met één streepje, bij een hoog volume met 3 streepjes, bij uitgeschakeld geluidssignaal verdwijnt de aanduiding.

Onafhankelijk van de instelling van het geluidssignaal is er ter bevestiging van het feit dat de laserstraal voor het eerst het ontvangstveld (1) raakt, een kort signaal met een laag volume te horen.

De instelling van het geluidssignaal wordt bij het uitschakelen van de laserontvanger opgeslagen.

Instellingsmenu opvragen: druk tegelijkertijd kort op de toets  en de toets .

Instelling binnen een submenu wijzigen: druk ofwel op de toets  of de toets  om tussen de instellingen te wisselen. De laatst gekozen instelling wordt bij het verlaten van het menu automatisch opgeslagen.

Submenu wisselen: druk kort op de toets  om naar het volgende submenu te gaan.

Instellingsmenu verlaten: druk zo lang op de toets  tot het instellingsmenu is beëindigd. Als alternatief wordt het instellingsmenu ongeveer 10 s nadat voor het laatst op een toets werd gedrukt, automatisch beëindigd.

De volgende submenu's staan ter beschikking:

  • Maateenheid van de aanduiding relatieve hoogte: bij het opvragen van de maateenheid-menu's verschijnt de actueel gekozen maateenheid in de tekstaanduiding (e), de beschikbare maateenheden zijn in de aanduiding maateenheid (d) erboven te zien.
  • Led-richtingaanduidingen (LED): de 3 led-richtingaanduidingen (2), (4) en (3) kunnen in helderheid gewijzigd of uitgeschakeld worden. De leds branden telkens in de gekozen instelling.
  • Displayverlichting (LIT): de displayverlichting kan ingeschakeld (groene led brandt) of uitgeschakeld worden (rode led brandt).
  • Geheugenfunctie laatste ontvangst (MEM): de aanduiding van de richting waarin de laserstraal het ontvangstveld heeft verlaten, kan ingeschakeld (groene led brandt) of uitgeschakeld worden (rode led brandt).
  • LR 65 G: Center-functies (CF/CL): er kan worden gekozen uit de modus CenterFind (CF) en de modus CenterLock (CL). De actuele modus verschijnt in de tekstaanduiding (e).

Behalve de instelling van de displayverlichting worden alle instellingen bij het uitschakelen van de laserontvanger opgeslagen.

De displays (5) op voor- en achterkant van de laserontvanger beschikken over een displayverlichting. De displayverlichting wordt ingeschakeld:

  • bij het inschakelen van de laserontvanger,
  • telkens als er op een toets wordt gedrukt,
  • wanneer de laserstraal over het ontvangstveld (1) beweegt.

De displayverlichting schakelt automatisch uit:

  • 30 s nadat op een toets werd gedrukt, wanneer geen laserstraal het ontvangstveld bereikt,
  • 2 min. nadat er op geen enkele toets werd gedrukt en wanneer de positie van de laserstraal in het ontvangstveld niet verandert.

De displayverlichting kan in het instellingsmenu worden uitgeschakeld.

De instelling van de displayverlichting wordt bij het uitschakelen van de laserontvanger niet opgeslagen. Na het inschakelen van de laserontvanger is de displayverlichting altijd ingeschakeld.